Kikker Karel

Aan de rand van de vijver, op een steen in de zon,

zat Kikker Karel te dromen.

Hij droomde dat hij vliegen kon,

hoog boven huizen en bomen.

‘Vliegen?’ vroeg zijn vriend Dirk Duif verwonderd.

‘Jij kunt springen. En zwemmen bovendien.

Vliegen? Ben je nu helemaal bedonderd.

Waarom zou jij de wereld vanuit de lucht willen zien?’

 

‘Vliegen is leuk,’ antwoordde Karel vastberaden,

‘en het gaat sneller dan huppen en springen.

Heerlijk zweven door de lucht en niet stuiteren over paden.

Ik zou er vandaag nog mee willen beginnen.’

 

De vissen in de vijver lachten zich slappe vinnen.

‘Vliegende kikkers bestaan niet. Vliegende vissen echt.

Zoals onze oom Teun uit de zee, dat kunnen we niet verzinnen.

Nee, voor vliegen ben jij niet in de wieg gelegd.’

 

Al lachend doken ze de diepte weer in.

Karel bleef achter nog steeds resoluut.

‘En toch krijg ik ooit mijn zin.

Op een dag maak ik als vliegende kikker mijn debuut.’

 

In het gras lagen veren, groot, klein, wit en bruin.

Karel stak ze tussen zijn poten en verspilde er geen één.

Versierde zich met de veren tot aan zijn kruin.

En sprong toen weer op de grote grijze steen.

 

Met zijn poten sloeg hij op en neer, heel hard en heel wild.

De veren vlogen in het rond.

En Karel werd nog geen millimeter opgetild.

Toen maakte hij een sprong, een duik en met een klap, viel Karel op de grond.

 

Verdrietig lag hij in het gras

Te snikken en te huilen.

Te wensen dat hij een vogel was.

Dat hij met zijn vriend Dirk Duif kon ruilen.

 

Opeens klonk er vanuit de vijver,

rumoer en trammelant

Schildpad Schuifel was in al zijn ijver

tussen de waterplanten beland.

 

De vissen riepen: ‘Hij zit vast.

Dat kan geen uren duren.’

 

Dirk Duif dribbelde zenuwachtig

langs de vijver heen en weer.

En Karel lag waarachtig

nog altijd naast de steen.

 

Hij keek niet om en hij keek niet op.

Hij leek het lawaai niet te horen.

Toen prikte Dirk met zijn snavel in Karel’s kop

‘Je moet helpen, anders is Schuifel verloren.’

 

‘Ik kan niet zwemmen,’ riep Dirk bedrukt.

‘Kom Karel, gebruik je verstand.

Jij moet Schuifel helpen. Ik denk niet dat het iemand anders lukt.

Maar Karel bleef liggen door verdriet overmand.

 

Het werd Dirk Duif allemaal te veel. Schildpad Schuifel was in nood!

Hij prikte nog eens hard in Karel’s rug,

greep tenslotte met zijn snavel kikkers’ poot

en vloog en vloog omhoog,  heel vlug…

 

Toen begon Karel te schreeuwen.

‘Zet me neer. Zet me onmiddellijk neer!’

Maar ze vlogen steeds hoger, tussen wolken en meeuwen.

De vijver zagen ze allang niet meer.

 

Karel werd duizelig. Sloot snel zijn ogen.

Smeekte: ‘Stop, niet zo hoog. Ik wil terug.’

Maar Dirk vloog verder zonder mededogen.

‘Goed,’ riep Karel, ‘ik geef toe. Ik ben bang zo hoog in de lucht.’

 

Dit waren de woorden waarop Dirk had gewacht en hij vloog heel snel

terug naar de vijver met zijn planten en vissen.

Zette Karel op de steen. Die riep: ‘Dank je wel.

Deze les had ik niet willen missen.’

 

‘Ik heb van dit avontuur geleerd

dat het niet uitmaakt of je nu vliegt, springt, loopt of rent.

Hupt over paden of laag over de bomen scheert.

Je moet dat doen, waar je goed in bent.’

Meteen dook Karel Kikker in het water, redde Schildpad en zette hem op de steen

Alles liep toch nog goed af, want zoals Karel, zo zwom er geen één.

Dit bericht is gepubliceerd op 16 september 2012 om 11:16 en is opgeslagen onder Gedichtjes, Voor kinderen. Markeer de permalink als favoriet. Volg hier alle reacties met de RSS feed voor dit bericht.

Plaats een reactie